Shape is the eighty-ninth skill (assuming read left to right) in the language tree for Dutch. It has a total of five lessons and teaches how to describe shapes, sizes and spaces in Dutch.
Lessons
Lesson 1
- hoog = tall, high
- de vorm = shape
- de maat = size (of clothes)
- laag = low
- de grootte = size (general)
- de lengte = length
Lesson 2
- het vierkant = square
- krom = curved
- de cirkel = circle
- het gat = hole
- de driehoek = triangle
- recht = straight
Lesson 3
- dun = thin
- breed = wide
- small = narrow
- plat = flat
- diep = deep
- rond = round
Lesson 4
- de bovenkant = top
- de onderkant = bottom
- de zijkant = side
- de achterkant = back
- de voorkant = front
- het midden = middle
Lesson 5
- achterstevoren = backwards
- ondersteboven = upside-down
- de overkant = other side
- de binnenkant = inside
- de buitenkant = outside
- binnenstebuiten = inside-out
References
Duolingo Lesson: https://www.duolingo.com/skill/dn/Shapes-%26-Sizes