Language is the eighty-second skill (assuming read left to right) in the language tree for Dutch. It has five lessons and teaches words for various languages and language features.
Lessons[]
Lesson 1[]
- Duits = German
- Frans = French
- Portugees = Portuguese
- Spaans = Spanish
- Russisch = Russian
- Chinees = Chinese
- de taal = language
Lesson 2[]
- Hebreeuws = Hebrew
- Arabisch = Arabic
- Fries = Frisian
- Zweeds = Swedish
- Pools = Polish
- Japans = Japanese
- Italiaans = Italian
Lesson 3[]
- de letter = letter
- de vertaling = translation
- de zin = sentence
- de betekenis = meaning
- het woordenboek = dictionary
- de alinea = paragraph
Lesson 4[]
- verstaan = to understand
- uit|spreken = to pronounce
- spellen = to spell
- betekenen = to mean (to have a meaning)
- bedoelen = to mean (to intend)
- vertalen = to translate
Lesson 5[]
- tweetalig = bilingual
- beschrijven = to describe
- het dialect = dialect
- talig = language
- het hoofdstuk = chapter
- de pagina = page
References[]
Duolingo Lesson: www.duolingo.com/skill/dn/Language