Food 2 is the sixty-first skill (assuming read left to right) in the language tree for Dutch. It has six lessons and teaches a variety of new foods and adjectives to describe them.
Lessons[]
Lesson 1[]
- de frisdrank = pop, soda
- de boter = butter
- de salade = salad
- de chocolade = chocolate
- de pindakaas = peanut butter
- de olie = oil
Lesson 2[]
- het koekje = cookie
- de slagroom = whipped cream
- de pannenkoek = pancake
- de snoep = candy
- het gebak = pastry
- de taart = cake
Lesson 3[]
- zuur = sour
- bitter = bitter
- hartig = savory
- zoet = sweet
- de citroen = lemon
- pittig = spicy
Lesson 4[]
- de bes = berry
- de peer = pear
- de druif = grape
- de kers = cherry
- rijp = ripe
- de noot = nut
Lesson 5[]
- de aardappel = potato
- de champignon = mushroom
- de wortel = carrot
- de bloemkool = cauliflower
- de ui = onion
- de paprika = pepper
Lesson 6[]
- de boon = bean
- het spek = bacon
- het gehakt = minced meat
- de gehaktbal = meatball
- de knoflook = garlic
- de biefstuk = steak
- de worst = sausage
References[]
Duolingo Lesson: www.duolingo.com/skill/dn/More-Food