Food 1 is the fifth (assuming left to right) skill in the Dutch language tree. In these five lessons, the learner of Dutch is introduced to basic words about food. The learner of Dutch is not introduced to particularly Dutch food until the towards the end.
Lessons[]
Lesson 1[]
- de koffie = the coffee
- de wijn = the wine
- de kip = the chicken
- de vis = the fish
- de thee = the tea
- het ei = the egg
Lesson 2[]
- de kaas = the cheese
- de pasta = the pasta
- de suiker = the sugar
- het middageten = the lunch
- het fruit = the fruit
- het ontbijt = the breakfast
Lesson 3[]
- de aardbei = the strawberry
- de banaan = the banana
- de tomaat = the tomato
- de sinaasappel = the orange
- het bier = the beer
- lekker = delicious, tasty
Lesson 4[]
- de soep = the soup
- de groente = the vegetable(s)
- de maaltijd = the meal
- het avondeten = the dinner
- het eten = the food, meal
- het vlees = the meat
Lesson 5[]
- de peper = the pepper
- het zout = the salt
- het bord = the plate
- het glas = the glass
- de honger = the hunger
- de dorst = the thirst
References[]
Duolingo Lesson: www.duolingo.com/skill/dn/Food