Family 2 is the forty-third skill (assuming read left to right) in the language tree for Dutch. It has four lessons and teaches more words related to relationships and marriage.
Lessons[]
Lesson 1[]
- het huwelijk = marriage
- de echtgenoot = husband
- de echtgenote = wife
- gescheiden = divorced
- getrouwd = married
- de bruiloft = wedding
Lesson 2[]
- de pa = dad
- de ma = mom
- de opa = grandpa
- de oma = grandma
- de grootouder = grandparent
- de grootvader = grandfather
- de grootmoeder = grandmother
Lesson 3[]
- de generatie = generation
- de neef = nephew/cousin(male)
- de oom = uncle
- de nicht = niece/cousin(female)
- de tante = aunt
- geboren = born
Lesson 4[]
- het kleinkind = grandchild
- de kleinzoon = grandson
- de kleindochter = granddaughter
- stief-(zus/broer/moeder/vader) = step-(sister/brother/mother/father)
- half-(zus/broer) = half-(sister/brother)
- schoon- = in-law
- de ex = ex
- de stamboom = family tree
References[]
Duolingo Lesson: www.duolingo.com/skill/dn/family-2